De BBP is in 2010 opgericht als
stimulans voor beginnende makers van beeldromans uit de Benelux. Dankzij nrc.next
is daar nu een platform voor. Al in het eerste jaar bleek de kwaliteit zo hoog dat nrc.next
niet alleen de winnaar, maar een week lang de hele Top 5 beloonde met een
dubbele pagina. Daarnaast waren er twee tentoonstellingen van de longlist: in
het Scryption in Tilburg en op het Holland Animation Festival in Utrecht. De BBP was ook een opstapje
naar andere publicaties, zoals Mooi is
dat!, Eisner en X was hier. Zeker twee
deelnemers werden door de BBP gestimuleerd een graphic novel te maken. Erwin
Kho (winnaar 2010) won met zijn inzending Elke
seconde telt ook de Belgische Plastieken Plunk en hij maakte de flyer voor 2011.
In 2010 waren er 121 inzendingen, nu 84, van 90 inzenders.
De jury was blij verrast omdat de gemiddelde kwaliteit nog hoger was dan in het
eerste jaar. Dat beloonde nrc.next opnieuw
door een week lang de Top 5 in de krant te publiceren, en dat is geen
automatisme.
Opvallend was dat er dit jaar iets meer inzendingen uit België waren
(een stijging van 5 naar 10%, we hopen dat het doorzet). Er waren
evenveel vrouwelijke deelnemers (34), maar door het lagere aantal inzendingen steeg
het vrouwelijke aandeel van 24% naar 33%. Ook opvallend was het aantal mensen
dat voor de tweede keer meedeed: 21 van de 90, bijna een kwart! Veel van hen hadden
zich duidelijk ontwikkeld; hun inzending was beter dan die van vorig jaar. Wie
er uitsprongen waren Ineke Koene, Sandra de Haan en natuurlijk Aimée de Jongh,
die zelfs de derde plaats haalde.
Dit jaar zijn er ook wat trends zichtbaar. Meer experimentele
strips is daar een van. Het gebruikelijke stramien van kaders is een houvast;
dat loslaten is gedurfd, maar moeilijk: voor een volgbaar verhaal is een
oplossing nodig die het oog goed door de pagina leidt. Omdat dit vaak onvoldoende
lukte, zijn veel experimentele strips afgevallen: 13 steps van Len Beentjes en Dag
van Marie-Hélène Marbus zijn daar voorbeelden van. Nanne Meulendijks De vrouw in het maanlicht haalde vanwege
de fraaie uitwerking toch de shortlist, maar door dit probleem niet de Top 10.
Dat de jury niets heeft tegen experimentele strips die goed te volgen zijn, mag
blijken uit de hoge notering van De
kikkerprins van Farida Laan, Rode
wolk van Dace Sietina en De
Vliegenstrip van Marijke Buurlage.
Sietina's inzending is ook onderdeel van een andere trend:
het aanhaken bij de actualiteit. Ook daar heeft de jury geen bezwaar tegen,
mits het een goede strip oplevert. In het geval van Sietina wordt een zware
ramp op een heel humoristische manier behandeld, wat razend moeilijk is. Ook
Sandra Kleine Staarman, Joost van Woerden en Aimée de Jong lieten zich door de
overstroming inspireren. Rogier Klomp haakte juist aan bij de opschoonactie van
de Amsterdamse Wallen.
Veel deelnemers zullen zich afvragen: waarom sta ik nou niet
op de longlist of de shortlist en die anderen wel. Daarop is een simpel
antwoord mogelijk: omdat de jury de andere inzendingen beter vond. De vakjury
bestond dit jaar uit stripintendant Gert Jan Pos, het hoofd vormgeving van NRC, Jan Paul van der Wijk,
stripmaakster en graphic noveliste Maaike Hartjes, de Vlaamse stripjournalist
Gert Meesters en Rienk Tychon van Stichting Benelux Beeldverhalenprijs.
Het eerste criterium dat de jury hanteerde stond in 2010 nog
op de flyer: 'Heb je een goed verhaal?' Omdat sommigen hierdoor aan een
scenariowedstrijd dachten, stond het in 2011 niet op de flyer, maar het blijft
belangrijk. Alles wat geen goed verhaal was, want onbegrijpelijk of zonder kop
en staart, viel meteen af in de eerste ronde. Voorbeelden van te cryptische
verhalen waren de fraai getekende titelloze inzending van Lies van Gasse en het
van stof gemaakte tekstloze Blauw van
de Minerva-studenten Rueben Millenaar, Mathijs Stok, Maaike Hermse en Marjolein
de Jong. Hoewel veel minder dan in 2010 was er ook dit jaar kunst die geen
strip vormde, inzendingen als Ik ben
mezelf van Antonio Ip en Over mensen
en weekdieren van Gregor Niedlich. Natuurlijk kan een strip heel goed kunst
zijn, maar strip is een sequentieel medium: in opeenvolgende platen moet een
verhaal verteld worden, anders is het geen strip.
Wat ook afviel waren gag
strips en familiestrips. De Lage landen hebben een rijke traditie van zulke
stripverhalen, maar deze prijs is juist bedoeld ter stimulering van graphic novels, waar relatief weinig
traditie in is. Voor gag- en familiestrips zijn andere podia, Eppo bijvoorbeeld. Binnen de graphic
novel maakte de jury geen onderscheid naar genre: onder veel meer komen
autobiografie, thriller, fantasy, sciencefiction en horror voor op de longlist.
Een tweede criterium was het beeld. Sommige inzendingen
waren fantastisch krachtig getekend, andere heel knullig. Hoewel een matig
getekend maar krachtig verhaal nog altijd een betere strip oplevert dan een
krachtig getekend matig verhaal wilden we in de shortlist goede verhalen die
geweldig getekend waren. Dat mocht in elke mogelijke techniek. De jury had geen
voorkeur voor digitaal of handwerk, kleur of zwart-wit, mixed media of
schilderwerk. We zijn heel blij met de grote variatie aan inzendingen, die ook
blijkt uit de tentoonstelling in 37PK.
Een derde criterium was originaliteit. Omdat de BBP
bedoeld is als aanmoedigingsprijs hebben we dat criterium voor het verhaal
zwaarder laten wegen dan voor het beeld. Een onorigineel verhaal is saai en
clichématig en werkt nooit, hoe goed het ook getekend is. Maar een origineel
verhaal ‘in de stijl van’ kan best een goed resultaat opleveren. Veel beroemde
kunstenaars begonnen met het natekenen van bewonderde voorbeelden. Zoiets zie je
terug bij Bestevaer van Frank
Landsbergen, waarvoor o.a. Fletcher Hanks model stond. Maar ook Dieter Van der
Ougstraete (Leven 1.0), Mathias van
den Berge (Onderweg) en Siardus (Vergunningen 8.01) hebben duidelijke
voorbeelden.
De weging vond plaats in verschillende ronden. De eerste
ronde draaide om de vraag wie door mocht naar de longlist (1 jurylid voor). Daarna
waren er 49 over. De tweede ronde draaide om de vraag wie door mocht naar de
shortlist (2 leden voor). Daarbij vielen er 21 af, maar waren er nog steeds
teveel voor een shortlist van 20. Daarom werd een derde ronde ingelast, waarin
alsnog 9 prima inzendingen sneuvelden. In de eindronde werd gestemd om tot een
Top 10 te komen en vervolgens werd gediscussieerd over elk van de hoogst
geëindigde tekeningen totdat de jury unaniem was over de winnaars. Het hele
proces kostte dit jaar 3,5 uur in plaats van 4 uur in 2010.
Over de winnaar van de eerste prijs was geen discussie. De
surrealistische sprookjeswereld van Jan van Doornspeek, getekend met kwetsbaar
potlood, laat bij uitstek zien wat de mogelijkheden van het medium zijn. Hij heeft
niet slaafs het klassieke verhaal gevolgd, maar het helemaal naar zijn hand
gezet. Ook de anderen in de Top 5 hebben een fantastisch getekend verhaal op
geheel eigen wijze verteld: de broeierige fantasie jongens dromen van Bart Nijstad is een fragment uit zijn
onvoltooide beeldroman, maar dat lees je er niet aan af. Aimée de Jongh grijpt in
Mariko de Japanse ramp aan om een universeel
verlies te verbeelden; het is een verhaal
en geen beeldjournalistiek.
Van hetzelfde niveau is Dieter van der Ougstraetes
gebruik van internetclichés om het alledaagse bestaan uit te beelden; we hopen
op vele versies 2.0 en 3.0. De taalkundige Frank Landsbergen verrast met Bestevaer, schatplichtig aan Amerikaanse voorbeelden die maakten dat de
overheid daar in de Fifties strips
verbood. Het humoristische contrast tussen oude stijl en hedendaagse, actuele
inhoud is beslist prijswaardig. Maar de zeer eigen en originele Van Doornspeek is
de absolute winnaar!